Letter from Melijn archive
Item
-
Title
-
Letter from Melijn archive
-
Description
-
en
MOMU_T94_192_0033
-
Date Created
-
27/11/2015
-
page start
-
en
33
-
Language
-
en
nl
-
textline_id
-
en
region_1644583042243_1497l1
-
status
-
en
unreviewed
-
transcript of
-
en
Adij 29 sber 1729 13
Gendt raedt Coppens
op 13 deser wees aen ue mijnen laetten, tot antwoordt op ul missive van 3 deser
selver maenst waer op tot nu toe het geluck niet geheedt hebbe van antwoordt te
mogen beomen, dan alleenelijck met groote verwonderinge gelien dindaginge aen
ie gedaen tot het doen vant verhef rakende de leenen merchem vant hot
te capelle, twelckk mij maer ter hant is gestelt door ile pensionars van lcessel
donderdagh lest leden 27 deser onder wiens couvert de selve was gaende, vermits
hij woonsdagh savonts, maer was thuysgecomen van hooghttrate als wanneer
de papieren dien aengaende hebben gevisiteert maer geen recipisse bevonden
van onsen respecleven schoon vader die aparent noch tot rijsel sullen
berusten, sijnde de lette recipisse die wij int sterfhuijs bevonden hebben
van het denombrement overgegeven door nhilippe van dame 29 aber 1636
twelckk wij bevinden ontrent eenen inhoudt te hebben met de copye van
dindaginge, alleenelijck eenige nieuve canten sabouten, & dat aldaer niet en
bevinden tsedert daer de spel steckt twelck afgeregelt hebbe beginnende ald us
tweede leen, dat alhier wordt ingedaeght was eertijdts & e twelck aparent
eenigh lant moet sijn dat door de voorhonders van onsen schoon vader
daet bij gesioght is geweest, in voorgaende tijden termits mijn hys
vrouwe seght dat dammon stock ndaer vermelt haeren vader heeft
toebehoort het is echter te suponeren dat den teneur van dindaginge
opye is van het verlief door dhe lannoy saliger gedaen derhalven
us soude het verlief op dien voedt connen doen, met byvoeginge welcke
twee leenen alsoo overgeven onder eelle behoorelycke protestatien
indien de selve meer toestonde oft min, dan de voors is dit raport te
diminieren ofte anqnementeren naer behooren gelijck in de
recipisse van volgemede van dame de A 1636 staet
headde niets eens getwejfolt oft ue de leenen onder mercken over lanck
verheven soude gehedt hebben, vermits p mijn brief in dato 12 sber ue
versoght haddn ditto leenen te doen verheften voor rek vant gemyne
sterfhuijs sonde preiuditie van jder sijn gerechtigheydt te meeer om dat
sedert die tijdt van ue: int alderminste hier ontrent niets vernomen hadde
ingesloten een copje van procuratie die dhi lannoy in sijnen tijde
gegeven hadde tot het verheften van te voors lemen als mede
de presindatie te rugge, biddende de selve dan op dien voedt te
laeten verlieffen voor het gemijn sterthuys sonde prejuditie van
dder sijn gerecht gheydt t
racende de pachters van lildrecht waer over ue geschreven hebbe
& mijne brieven in dato 30 per & 13 deser oft ue geliefte dat aen
ue copge van den packt brief soude senden om de gene die wijt
veractert te betrecken, bidde van mij daer op te antwoorden
wat dat ue, daer ontrent gelieft gedaen t hebben, oft andersints
soude ue niet qualijck connen nemen dat maer mijn helft in het
tre comende sonde ontfanghen