Letter from Melijn archive
Item
-
Title
-
Letter from Melijn archive
-
Description
-
en
MOMU_T94_192_0196
-
Date Created
-
27/11/2015
-
page start
-
en
196
-
Language
-
en
nl
-
textline_id
-
en
region_1644588913736_3596l11
-
status
-
en
unreviewed
-
transcript of
-
en
Adj 3 xber 1738
Turnhoudt wed: Guilb: Sanen
voor gisteren besome een antwoords van mijnen briedt uyt london op mijnen brief
de dato 12 pass. waer bij hem geschreven hebbe, dat ue aen hem refactie soude
geven, soo over het sleght goeds als over de schade waer op hij seght dat hij
blijde soude sijn, van op de 4 groot loet viertigh sahellingen steolink te moyen
verliesen om daer af te sijn, & dat boven de N¼ 3 segels noch beschadight heeft
bevonden 2¾ 3 segels die in alle de ploeyn oock beschadight sijn, daer hij 5
schellingen sterline, heeft willen op verliesen, & niet conne vercoopen, te seggen
pe stuck allen het welck ick hem moet vergoeden, soude samen sijn ƒ 32:17¼
M£3:10 tot 35:6 en
mij seght oock dat hij van van wanghen 3 packen sedert ontfanghee heeft die
alle seer schoon& fijn waeren, & in gevalle dat ick sonde besonlen van sijnen
weckman dat ick hem soude senden een pack als hier onder maer dat sij
soo schoon van couleur, fijn, & sick soude moeten wesen gelijck die van van
manghen & in soo een geval, dat hij mij de preferrentie altijdt wilt geven
sijnde dese propositie voor mij niet aennemelijck, want voor een su
provisie souden somwijlen de tijken mij aen de hant blijven, ick sal hem
schrijven & ul soude middelertijdt sigh van het schoon goedt sonmen voorsien
om die commissie te trachten weder te crijgen, liet eens. wat schade ul
sigh gedaen hebt gelieft mij te schrijvan of ick de voors ƒ 38:12½ vergoeden
sal oft ul dese goederen van het lalder schoenste & fijnste, soude besorghen
dn hem daer van kennisse te geven, vertrouwel, op soo een maniere sijne
commissie wederom te hebben
nu alles qaea over peysen, soo suppnere dat die beschadighde tys. cc
tusschen turnhoudt & hier daer aen geraelt sijn, om dat de 100 ps tegens
gewoorte, brijdaghs op den noem maer erlt ontfanghen hebbe, & vraeghde noch
aande arebeyders, waerom sij soo langh met dat goedt achter gebleven waeran
die niet een woordt unt woorderen, hebbe echtes van buyten aen de
parpieren niets gelien, oock ick gaen het goedt noyt ven binnen
visiteren tot uys naeright ue antwoorrt dan tegens toecomende
maendagh gewaghtende blij soo op d'een als dander blijven
1erte